ETHIOPIË, dl. 2. |
|||||||||||||||||||
Maandag 22 dec.’97. |
|
|
|
||||||||||||||||
’s Morgens om zes voor ’t hotel nog even geschreven, ’t begint net wat licht te worden. ’t Dagritme voor ons hier begint met: om zes uur opstaan en om half acht rijden. We gaan nu naar Awasa aan het gelijknamige meer en worden daar losgelaten op de "dagmarkt". Letterlijk alles is daar te koop, ‘t zijn eigenlijk verschillende markten: veemarkt, zaden- of granenmarkt, afdeling rode pepers, stoffenmarkt, zelfs stond er een rits van wel dertig kleermakers met naaimachines om de stof te bewerken dan wel verstelwerk uit te voeren. Toen nog snel wat eten want daar zou voor een uur of zes niets meer van komen. Met Lyda vond ik 'n sjiek restaurant en nam de mixed grill: Birr 7,80 (= f 3,-!), heerlijk gegeten met vruchten toe! Toch nog vijfendertig minuten te laat (?) bij de truck! Ik meende één uur i.p.v. half één! Foei Dick! De wagen kwam ons zelfs al tegemoet! Lake Awasa: ’n roeiboottocht van drie uur met een sterke "lokaal aan de riemen"! Geweldig! Heel veel dieren gezien en toch heel ontspannend! Maraboes, aalscholvers (drie soorten), visarend, januka (loopt over de leliebladeren), ibis (zwart-witte, zwarte en groenachtige), koe- en zilverreigers, ijsvogels en nog veel meer! Dan nog drie maal een varaan en lest best: zes hippo’s! Heel fotogeniek, al bleef onze bootsman op een zéér veilige afstand: nijlpaarden maken inderdaad in Afrika van alle wilde dieren de meeste slachtoffers en meestal is dat het gevolg van de bescherming van hun territorium. De tenten hebben we opgezet bij een luxe hotel, dichtbij het meer. ’s Nachts ook veel vogelgeluiden, maar vooral kikkerkabaal! |
|||||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||||
Dinsdag 23 dec. ’97. Nog niet voorgesteld: Gijs van Valkenhoef, m’n "slapie", ’n vlotte, doortastende man, veel actieve reizen gemaakt al, heeft een aantal jaren ’n eigen managementbureau; is gescheiden en heeft ook twee kinderen. Blijkbaar hebben we nogal wat met elkaar gemeen want er zìjn medereizigers die ons tot en met de reünie door elkaar halen! We zijn weer naar Addis Abeba gereisd en hebben ontdekt dat er in ’t hotel slechts vier kamers i.p.v. de gereserveerde twaalf vrij waren. Dus kwam ik in een ander hotelletje terecht! Geld wisselen was ook al moeilijk; uiteindelijk was er in ’t hotel nog wel wat zwart te wisselen. De koers is wel iets voordeliger maar het is de vraag of dat opweegt tegen de eventuele risico’s die trouwens ook weer tamelijk onbekend zijn. Er is wel een in- en uitgaande valutacontrole maar dat stelt ook geen fluit voor! Vanavond eens uitzinnig en lekker gegeten in ’t Axumhotel: kippensoep, kalfsoesters met ham en kaas, wijntje en koffie voor de somma van f 18,-, in een zeer luxe entourage, met net zoveel bedienden als klanten en toch vond ik het leuk! Misschien toch nog een koloniale achtergrond in de genen? |
|||||||||||||||||||
Woensdag 24 dec. ’97. Uit Addis. Veel zit ons tegen vandaag: vergeten te tanken, hetgeen in Ethiopië hetzelfde is als de goden verzoeken naar zal blijken! Verderop bij een grote boerderij, een restant uit de communistische tijd gezien de trekkers van Russische makelij, werd diesel gekocht. Voorlopig loopt het prima. We reizen door een prachtig landschap ten noorden van A. A.: eerst een hoogvlakte dan ineens een diepe kloof met onderin de Mugarivier. ’n Fascinerend uitzicht, enorm diep, geweldig breed en onderin een stroompje! Daarin ligt op de helling ook de kloosterkerk van Debre Libanos. |
|||||||||||||||||||
Een nieuwe kerk nog (1961) op een zeer oude plaats. Vooral de gebrandschilderde ramen spreken me aan met o.a. Mirjam (Maria) en St. Georgis (Joris), die we overal weer tegen zullen komen. Het is blijkbaar één van de belangrijkste pelgrimsoorden van de Ethiopisch Orthodoxe Kerk. Even verderop, in Fiche, proberen we geld te wisselen maar de pogingen blijven vruchteloos. Dan maar weer verder: na nog geen honderd meter begint de motor te sputteren en te stoten en stopt er uiteindelijk helemaal mee. Na een paar uur gesleutel komen we met z’n allen tot de conclusie dat het weleens aan de kwaliteit van de dieselolie kan liggen. Maar ook vinden we het tijd om een kamp te zoeken. Het toeval wil dat we net voor een politiepost gestrand zijn en we krijgen zomaar toestemming om binnen de omheining onze tenten op te zetten! Zó veilig hebben we nog nooit gekampeerd en dat zal ook wel niet meer gebeuren! Ik sta versteld van deze gastvrijheid en denk dan met wat bevreemding terug aan beide missieposten waar we nul op ons request kregen! Donderdag 25 dec. ’97. Ook de volgende morgen als het weer licht is wordt er nog wat aan de motor gesleuteld maar ’t lukt Joep, onze chauffeur, niet de gang er in te houden. Hij besluit dan ook met de brandstofpomp naar Addis te gaan om ‘m te laten repareren of te ruilen. De brandstof gaat ook uit de tank en in de ban en wordt verdeeld onder de liefhebbers die er zat zijn in en om de politiepost! Huisvrouwen lopen af en aan met blikken e.d. om maar zoveel mogelijk mee te krijgen. Duidelijk is dat olielampen en petroleumstellen er prima op lopen! De post bezien we eens wat beter en we ontdekken een kleine cel, ongeveer vier bij vier meter groot waarin opgeborgen zitten volgens de politiecommandant: dertig gevangenen: moordenaars, inbrekers, straatrovers, alles door elkaar! We mogen gewoon toezien dat ze in kleine groepjes tussen machinegeweren naar het schijthuis worden geleid. Vervolgens giet een bewaker met een literskan de een na de ander wat water over de handen waarmee men zich dan even wat kan wassen waarna ze weer de cel ingeleid worden! In onze ogen een barbaarse toestand: per gevangene een halve vierkante meter, echt luchten is er niet bij! Grappig is wel dat ieder van hetzelfde "wc-blok" gebruik moest maken; zo moesten we ’s morgens wachten tot de gevangenen geweest waren, waarna wij weer "konden".
Inmiddels heeft Saskia een bus kunnen regelen als vervangend vervoermiddel: pet af voor die meid! Om ongeveer haf twee vertrekken we dan richting Blue Nile Gorge. Een bijzonder spectaculair uitzicht krijgen we daar voorgeschoteld: een kloof van meer dan één kilometer diep, waar we doorheen moesten. ’t Duurde dan ook bijna drie uur voor we aan de andere kant weer boven waren. Direct is daar een stadje waar we bij een hotel zullen overnachten. Er ontstaat echter een onbegrijpelijk gekibbel over de prijs: de kampeerprijs is net zo hoog als de prijs voor een kamer. De chef is niet te overtuigen dat dat niet zo hoort te zijn en dus besluit bijna iedereen een kamer te nemen op een paar zeer principiële kampeerders na. |
|||||||||||||||||||
Vrijdag 26 dec. ’97. ’s Morgens weer een verrassing: géén water, géén elektriciteit, dus ongewassen op pad. Richting Tissisat-watervallen in de Blauwe Nijl gaat ‘t. Deze liggen vlak voor het Tanameer wat wel beschouwd wordt als de bron van deze belangrijkste Afrikaanse rivier. Het is een lange rit; het is dan ook al donker als we daar aankomen en de tenten opzetten in het licht van de maan. Kok Alemanyo maakt weer een behoorlijke maaltijd en daarna weer vroeg op ’t bedje want je bent wel gebroken na zo’n dag. Altijd zijn er wel een aantal nieuwsgierige lokalen in en om ’t kamp maar nu blijven ze ook ’s nachts hangen, jongens van zo’n dertien, veertien jaar, onder een groot stuk plastic die ons zonodig tegen de gevaren van de jungle moeten beschermen. Er lopen inderdaad jakhalzen rond, we horen het gehuil ervan. Voor onze "beschermers" is het blijkbaar spannender dan voor ons want ze blijven constant luidruchtig bezig; er is ook iedere keer wisseling van de wacht. We besluiten ze weg te sturen, met grote moeite, dat wel, want ze hoopten er allemaal natuurlijk een beloninkje uit te slepen! Zaterdag 27 dec. ’97. We maken eerst een wandeling naar de watervallen. Met donderend geraas komt ’t water op verschillende plaatsen veertig meter naar beneden; voor de droge tijd is er toch vrij veel wateraanvoer: ’n prachtige aanblik! ‘s Middags gaan we naar Bahir Dar. Geld wisselen is weer een zeer langdurige kwestie maar lukt uiteindelijk toch! Het betekent wel voor mij dat ik niets van de stad zie en dat ik heel snel een "scrambled eggs" moet opschrokken om op tijd mee te kunnen naar de boot voor een tocht op ’t Tanameer. Deze boot blijkt een heel oud verroest vrachtbootje te zijn waar op ’t dek wat gewone stoelen zijn neergezet: ’t straalt niet direct een groot vertrouwen uit! ’t Meer is echter rustig en ’t belooft de moeite waard te worden. De eilanden hier staan bekend om hun kloosters en religieuze kunst. We koersen eerst naar ’t schiereiland Zeghe met de kloosterkerk Ura Kidane Mehret: schitterende kerk; zoals ik me niet had voorgesteld, niemand van onze groep trouwens! Het is een ronde kerk van buiten met binnenin een vierkant "heiligdom" wat alleen door de priesters betreden mag worden. Dit heilig is rondom geheel verluchtigd met bijbelse taferelen en natuurlijk met de typisch Ethiopische afbeeldingen van St. Joris en van Mirjam(Maria). |
|||||||||||||||||||
Ook het eiland Kebran Gabriël, ’n kluizenaarseiland, geheel verboden voor vrouwen, is schilderachtig met z’n monniken in kleurige gewaden! In de kerk ditmaal fresco’s rond het heilige; het meest getroffen wordt ik hier wel door de boeken: in een oude "schuur" met heel dikke muren, alleen beveiligd door een groot hangslot zijn een groot aantal heilige boeken opgeslagen! Alles op perkament, drie- tot bijna vierhonderd jaar oud. Zo wordt ons o.a. het boek getoond met de hele geschiedenis van St. Joris en de draak, schitterend verluchtigd met nog zulke heldere prenten alsof ze gisteren pas geschilderd waren! Bahir Dar is een mooie stad met lanen, bijna boulevards, zoals we in dit land nog niet gezien hebben, omzoomd door bougainvilles en oleanders. ’s Avonds lekker wezen eten met de hele groep in een klein restaurantje: spaghetti voor mij met een bijzonder hete saus! Bier om te blussen hebben ze hier gelukkig ook! Dan is er de koffieceremonie: een meisje legt eerst gras op de vloer, een vuurtest komt daarop waarin de koffie gebrand wordt, een mortel om de gebrande koffie te malen en wierook voor de sfeer. We zitten dan zo’n uurtje in de rook en de wierook de verrichtingen van de dame gade te slaan; ’t is zo een hele omhaal voordat je aan de koffie bent maar het smaakt inderdaad goed: Ethiopië is niet voor niets het oorsprongsland van de koffie! Leuk is dat de hele groep meestal als één geheel, ongedwongen met elkaar optrekt! |
|||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||
Zondag 28 dec. ’97. Naar Gondar: door een mooi landschap om het Tanameer heen. Gondar is bekend om z’n kastelen, het was een koningsstad, en om de vele kerken. We bezoeken samen de bekendste kerk hier met ook weer veel schilderingen. Vooral de zoldering met al de engelenhoofdjes is prachtig! Gijs en ik maken nog een wandeling om het park met de kastelen; veel ervan schijnt in restauratie. Veel kerken zien we ook, de meeste zien er nogal verwaarloosd uit hoewel ze nog wel in gebruik zijn. We zien overal geestelijken staan of zitten in hun boeken te lezen; op een gegeven moment komt ook een man aanlopen bij een kerk en knielt op de galerij bij elk van de vier deuren neer voor een kort gebed en vertrekt daarna weer. Het is ook echt een oude stad geweest, verdedigbaar met dikke muren waarvan nog een paar poorten over zijn. |
|||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||
Terug naar: Ethiopië dl. 1Terug naar: OverzichtVerder naar: Ethiopië dl. 3 |
|
|
|
|