jem1

 

 

Jemen 1.

      Nu ook een "My Album" van

  Jemen 1999

volledig functioneel!

OP REIS IN: JEMEN

31 januari t/m 28 februari 1999.

 

Bezoek mijn

Gastenboek

Zondag 31 jan.

Als je om elf uur zult vliegen word je om negen uur al verwacht dus brengt m'n vriendin me ‘s morgens al vroeg naar Schiphol en keurt meteen de medereizigers (zo hoor ik later).

Een tussenstop in Jeddah (S.A.), waar de woestijnwarmte de cabine al binnen komt, en dan landen we om negen uur in Saana. Onderweg was het vooral het uitzicht boven Egypte wat mij aansprak: van het noorden uit vlogen we tot voorbij Luxor langs de Nijl, een aantal punten passerend die ik op de grond bewonderd heb en nu, heel klein, van boven zie! Extra duidelijk is ook dat Egypte een grote zandbak is met alleen langs het stroompje dat de Nijl is een strook groene landbouwgrond!

 Bouwwerken in Sanaa

Maandag 1 feb.

‘s Nachts om vier uur worden al de eerste gebeden van de vele minaretten afgeroepen, een flinke onrust! Jane had al aangekondigd dat ze nieuwe oordoppen had ingeslagen en die sliep dan ook door, evenals Frans, onze Belg, die dat effect trachtte te bereiken met elke avond een paar slokken whisky, gerantsoeneerd natuurlijk, want: op=op, in Jemen niet verkrijgbaar!

Deze eerste dag kunnen we om wat te acclimatiseren zelf invullen. Ons sub-groepje, bestaande uit de drie allenige mannen: Rob, Frans en ik, gaat dan ook Sanaa ontdekken en verbazen ons eerst vooral over de woontorens die wel tot acht verdiepingen tellen, voor ‘t grootste deel gebouwd van leem.

Ons hotel was ook een dergelijk huis en omdat er ogenschijnlijk zonder waterpas of iets dergelijks wordt gebouwd is het een echte kruipdoor-, sluipdoorbedoening met kromme trappetjes, lage deuren, verdiepingen op verschillende niveaus, nu weer echt geheel in stijl gerenoveerd!

Vooral de oude stad is schitterend met z’n wel héél unieke architectuur: het is dan ook niet verwonderlijk dat heel oud-Sanaa in 1986 op de Werelderfgoedlijst van Unesco is geplaatst zodat er ook internationaal middelen beschikbaar zijn gekomen voor de broodnodige restauraties.

Vandaag ook voor ‘t eerst echt Jemenitisch gegeten: een soort witte bonenschotel met hachee en brood. Eten met je hand, je rechter, want je linker is voor meer onreine zaken.

Het Nationaal Museum staat nog op ons programma, een vluggertje wordt ‘t: om vier open, om vijf uur dicht en om kwart vóór beginnen ze al te drijven! Maar goed, vooral één zaal heeft mijn extra warme belangstelling: die over de bijenteelt. Verschillende bijenbehuizingen worden getoond zoals lemen cilinders, kruiken, halve boomstammen (met losse bouw) én een imker in een moderne imkersoverall!

 

Dan tot slot nog even over de groentemarkt: ruime keus, ook veel qat: veel mannen zitten er gebogen over de verse qat, met een dikke wang, te keuren en te proeven en de kwaliteit uitgebreid te bespreken!

Dan is ‘t goed voor vandaag, morgen een lange reisdag naar Shihara.

Door de suq en op de "groente"markt.

Dinsdag 2 feb. 1999.

Om acht uur op weg naar Shihara. Het wordt een enerverende tocht. We reizen met twee Toyota Landcruisers mét chauffeur die ons de hele reis zullen vergezellen.

‘t Is eerst een vlak landschap door een wadi met vruchtbare grond die wordt klaargemaakt voor de kleine regens die hopenlijk over een week of vijf beginnen. Ook wordt er veel qat verbouwd op deze hoogvlakte. Later wordt het woester, alles vulkanische grond, wel vruchtbaar en hoe hoger we komen hoe meer qatteelt.

We rijden over een bar slecht pad met veel stof, kuilen en stenen tot een punt waar onze wagens niet verder kunnen (of mogen) en stappen we over op lokaal vervoer: een paar Toyota pick-ups met speciale bergversnelling om een nóg slechtere en nóg steilere weg aan te kunnen! Na een uur kruipend rijden, staand in de bak, over een spannend maar prachtig pad komen we tegen zessen eindelijk aan in het bergdorp Shihara. Het moet een onneembare plek geweest zijn door de geschiedenis heen: de Turken werden hier lang geleden verslagen en de naam is dan ook: "Graf van de Turken"!

Dit wordt onze eerste overnachting in ’n funduq, een soort herberg met ’n gemeenschappelijke ruimte voor eten, verpozen en slapen! Er liggen rondom langs de wanden matrassen om op te zitten of te slapen; tijdens de maaltijd schuif je in een kleine kring bij elkaar rond de schalen die op een speciale mat met opstaande rand worden neergezet.

Woensdag 3 feb. 1999.

Bijtijds (6.45 u.) uit de veren. We krijgen eerst het ontbijt geserveerd: zittend op de grond breken we stukken van grote, ronde, krokante broden die we in honing dopen; of eten van het andere, zoete brood. Daarbij hoort dan altijd de miérzoete thee. Tot slot van dit rijke ontbijt nog heerlijke lichte honingkoek, waarbij de honing van je vingers druipt!

Om acht uur begint de zware afdaling (vind ik!). Eerst wat naar beneden richting Turkse brug. Hier zweven arenden langs de bergwanden op de opstijgende lucht omhoog: een magnifiek gezicht! De brug is gebouwd in de zeventiende eeuw boven een 300 m diepe kloof: een stukje vakmanschap!

 

 

Op weg naar Shihara en door naar Saada

We komen al vroeg aan in de stad Saada en maken dan ook nog een wandeling. Ook hier verbaas ik me weer over de lemen gebouwen en ook de stadsmuur van vier kilometer is opgetrokken van leem en nog praktisch in z’n geheel begaanbaar! Ook het ommuurde fort binnen de muren is van leem en ga zo maar door!

Donderdag 4 feb. 1999.

Een rustig begin van ‘n dag voor mezelf: ontbijt in ’n restaurantje op z’n Jemenitisch: grote ronde broden en het bonenprakje: wel lekker.

Dan neem ik de stadsmuur. Ik besluit ‘m helemaal rond te wandelen. Je kijkt dan overal áchter de huizen, op ‘t erf of in de tuin. Een eindje op pad over de muur zie ik de markt en daal daar naar af. Weer een typisch Arabische suq: alles te koop: vee, groente, gebruiksartikelen, enz. Ook is er een abattoir waar iedere slager z’n winkeltje heeft. Rond een binnenplaatsje liggen een stuk of tien van deze bedoeninkjes. In elk zaakje wordt zo te zien naar behoefte en op bestelling geslacht. Van keuring is hier niets te merken, het vlees gaat zo van ‘t net geslachte dier in ’t plastic tasje van de klant. Kinderen spelen onder de haken en iedereen loopt er maar tussendoor!

Een eindje verderop zitten wel twintig zwaar gesluierde vrouwen op ’n rij hun groente te sorteren. Van dichtbij een foto maken van vrouwen is er in dit land niet bij dus de sterke zoomlens komt nu goed van pas om (hoewel misschien ongepast) ongemerkt een foto te maken!

Terug weer naar de muur. Er lopen een paar kleine meisjes met piekhaar: soera, soera, nou vooruit dan maar en toevallig zie ik in m’n ooghoek een gesluierde vrouw aan komen die ik dan ook rustig tot in het beeld laat wandelen voor ik knip! Ze geeft duidelijk te kennen dat ze er niet op moet, maar ik stel haar gerust en zij is tevreden! En zo gaat dat vaker: wachten tot er "toevallig" iemand door het beeld loopt en dan drukken. Mannen vormen wat dat betreft geen probleem: die zijn zo trots, ze verdringen zich vaak voor de camera!

Ik ga er nog af voor de oude lemen vesting: ’n imposant bouwwerk in carré-vorm met in het midden een toren. ’n Aantal jonge knapen staan me al op te wachten om me te vertellen dat ik er niet in mag, geen foto’s mag maken: het blijkt een soort machtsvertoon te zijn tegenover een buitenlander waarvan de verdere bedoeling me niet helemaal duidelijk is. Ik zet me dan ook maar eens binnen de muren neer op een steen en dan bindt ook de "leider" van ’t stel wat in: ineens wil ie een gesprekje voeren: "Where are you from?" enz. Ik mag foto’s maken, ze wijzen me de beste plekjes aan hoewel ze zelf hoogstwaarschijnlijk nog nooit een fototoestel in handen hebben gehad en ze willen me rondleiden, maar dat hoeft van mij niet zonodig.

Het laatste stukje muur voor de Bab al Jemen (Zuidpoort) is óf zeer onbetrouwbaar óf onbegaanbaar door grote gaten, ik ga dan ook over straat naar ’t plein voor de poort om daar de joden te bezoeken. Dit zijn de zilversmeden van Jemen, vakmensen die heel fijn werk maken. Kopen ben ik echter niet zo van plan, wel ’n foto maken maar dat willen zij weer niet, helaas! Daar komt trouwens een oplossing voor: later gaan we gezamenlijk naar de stad en vertel ik Jane het verhaal. Zij heeft heel goede contacten met de joden, ze heeft twintig jaar in Israël gewoond, kent dus naast Arabisch ook vloeiend Hebreeuws.

Zij regelt ’t even en ik mag foto’s maken zoveel als ik wil van deze mannen met hun typisch joodse pijpenkrullen langs het hoofd.

Jane praat met hen en kijkt verschrikt, bezorgd en slaat een hand voor de mond: ze hoort nu van hun plannen om naar Israël te emigreren maar dat ze worden opgehouden door de autoriteiten. Er is namelijk een familielid gedood en het lijk wordt nog niet vrijgegeven om te begraven en dat is nog de laatste zware plicht die op hen rust omdat zij ook de laatste joden in Sadaa zijn die deze taak op zich kunnen nemen! ’n Laatste stukje joodse cultuur van meer dan tweeduizend jaar verdwijnt hiermee uit Saada!

Vrijdag 5 feb. 1999.

Wat verder weer in de wadi komen we bij een grillige rotsformatie met daarin een mooie door erosie gevormde poort. Het is blijkbaar een plek waar al heel lang mensen respect voor gehad hebben want er zijn hier overal prehistorische afbeeldingen te vinden in de vorm van ingegraveerde steenbokken en dromedarissen. Waar deze zich op reikhoogte bevinden zijn er andere tekeningen en Arabische leuzen overheengeklad van religieuze dan wel revolutionaire aard!

Ook hier meteen weer kinderen:

  • op de foto?
  • ja, leuk!

’t Is wat donker, dus ik moet bijflitsen.

  • FLITS!
  • Aah!

En wég stuiven ze, de dapperen voorop!

Onze groep bestaat uit zeven mensen plus de reisbegeleidster Jane, een vrouw heel jong van geest! Ze is lerares Engels, maar geniet nu een “sabbatical year”. Ze houdt van de Arabische wereld, spreekt ook Arabisch, gaat graag met mensen om en die combinatie maakt haar een uitstekende reisbegeleidster!

Verder reizen nog mee:

-          een echtpaar, Yvette en Dolf uit Zuid-Limburg (Hoensbroek), een vlot en open stel waar ik graag mee optrek

-          een echtpaar, Diet en Ton uit Culemborg, netjes, met veel structuur in alles: inpakken, afwassen, enz.

-          een Belg, Frans, vutter, veel gereisd, luistert slecht, ietwat een eenling

-          Rob, aardige man, past zich makkelijk aan, lijkt me

-          en Dick, (b)aardige man, flexibel, maar wat moeite met z’n conditie.

Volgens mij klikt het allemaal wel. Jane zit tenminste nu al te pochen dat ze nog niet eerder zo’n gemakkelijke groep gehad heeft!

 

Zaterdag, 6 feb. 1999.


‘n Lange reis vandaag: van Saada in het noorden naar Hajja in het westen, in de bergen. ’t Eerste deel van de tocht is weer gewoon terug maar bij Amran gaan we naar ’t westen, de bergen in. Een prachtige tocht over ’ n goede weg die met hulp van de chinezen is aangelegd. ’t Is een magnifiek berglandschap, eerst een pas over van 2800 m hoog; we stappen uit en meteen zijn we weer omringd door kinderen, dit keer om fossielen te verkopen voor weinig geld. Ik koop er twee, de kinderen trekken zich terug en dan zie ik dat je met wat zoeken zo een handjevol fossielen bij mekaar hebt! Een prachtig uitzicht is verder ons deel: heel diep, hellingen met veel terrassen, dorpen als kleine vestingen op de toppen: schitterend!

De tocht gaat verder, omhoog, omlaag, prachtige uitzichten over bergen en dalen met dorpen, torens en burchten.

In Hajja is er een funduq voor één nacht want morgen gaat ’t alweer verder.

 

Zondag 7 feb. 1999.

Weer dezelfde weg terug, eerst de kloof in, weer omhoog,  de prachtige vergezichten, meestal een nog dor landschap, maar wel terrassen waar geploegd was of met de hand gespit en wel heel diep: tot 40 cm in de harde, droge lemige grond: bijzonder zwaar werk!

Ghanim, onze chauffeur, vertelt dat z’n vader ook een boerderij heeft waar hij veel helpt als er geen chauffeurswerk is. Het is blijkbaar een echt gemengd bedrijf: verbouw van fruit, alfalfa (voedergewas) en gerst plus nog een aantal geiten en kippen.

 

Verder nu naar Kaukaban: een heel hoog gelegen bergstadje, niet te veroveren, tot voor kort alleen bereikbaar via een smal, steil paadje 600 m. omhoog! Pas voor enkele jaren heeft men een (zij het ook heel steile) asfaltweg aangelegd. ‘ Is een oud stadje, tamelijk in ruïne  nog van de oorlog van 1962: kapotgeschoten door vliegtuigen! Gedeeltelijk ontvolkt ook, misschien dat er mensen terugkomen nu de asfaltweg er is. Bereikbaarheid is belangrijk, ook hier  met hun Toyota-pickups.

’n Schilderachtige moskee met hamam is er met een cisterne ernaast waar de vrouwen nog het water uit scheppen.

We logeren weer in ‘n heel fraaie funduq. Na ’t eten is er een optreden van Jemenitische dansers. Dansen is hier een typische mannenaangelegenheid, vrouwen doen dat niet in ’t openbaar! Eenvoudige danspasjes worden ons aangeleerd, maar erg bekoren kan ’t mij niet. ’t Zal wel iets te maken hebben met mijn aversie van nature tegen dansen en dat is moeilijk te overwinnen.

Dan tonen ze nog een dans met djambya’s: leuk om te zien.
 

Maandag, 8 feb. 1999.

“n Lange wandeltocht staat op ’t programma: er is keuze uit vijf of zeven uur. Voor mij wordt ’t vijf uur. Eerst een flinke wandeling op een hoog plateau met soms prachtige vergezichten over de diep insnijdende kloven. De hoogvlakte is namelijk doorsneden door diepe canyons waar, uitgeslepen door rivieren in lang vervlogen, nattere tijden. Nu zijn het wadi’s die alleen in de regentijd water voeren.

Plotseling kruist een vijftal gesluierde jonge vrouwen ons pad. Twee van hen trotseren waarschijnlijk God en gebod door wel op de foto te willen en daar nog een kleine bijdrage voor te wensen ook: ik houd er in ieder geval de mooie foto “Vrouwenogen” aan over!

 

We komen in een dorpje waar iets loos is: het blijkt een bruiloftsfeest te zijn waar buiten voor de bruidegom gedanst wordt met djambya of met geweer, het maakt niet uit. Later horen we ook schieten ter gelegenheid van de bruiloft.

Vlak daarbij is een rotspunt met een adembenemend panorama: we hoorden later dat de bedoeling geweest was hier te picknicken op de rand van de kloof. Maar de gids was anders van plan: zo snel mogelijk naar beneden, geen tijd om te kijken, tot we om twaalf uur beneden zijn.

 

Foto's Kaukaban

Vier van ons lopen dan verder voor de lange wandeling en wij wachten en lopen de auto tegemoet die ongeveer kwart over twee arriveert! Over een stoffige weg rijden we terug. Uit de helling naast de weg ontspringen spontaan verschillende stroompjes en we zien dan ook verschillende groene akkers die hiermee bevloeid worden, de rest ligt er bruin bij, smachtend naar de regen van volgende maand.

Net voor we in Kaukaban aankomen stap ik uit om nog wat te kijken en foto’s te maken. Op een hek rond een waterreservoir voor de stad zie ik eerst al vijf rode wouwen. Hier trouwens geen zeldzaamheid. In de lucht zie ik dan een grote roofvogel die ik niet ken maar zich later door z’n tekening en grootte als waarschijnlijke dwergarend verraadt. Verder ook nog een enorme  vogel waarvan ik denk dat ’t een steenarend moet zijn die zo majestueus en statig met zo nu en dan een enkele vleugelslag langs de hemel glijdt.

Het eten is hier heel verzorgd, Jemenitisch: rijst, vleesblokjes, erwten, bonen, frites(!) met veel sambal en rauwkost: heel smakelijk!

 

Dinsdag 9 feb. 1999.

Inpakken, ontbijt, bagage in de auto en dan de afdaling te voet naar Shibam. Twintig jaar geleden is er een pad voor 4Wd-auto’s gemaakt, maar daarvoor was er alleen dit voetpad van Kaukaban naar Shibam, een afdaling van zeshonderd meter! Over de weg is de afstand negen kilometer, het voetpad, meest trap, misschien anderhalf! Door een smalle kloof gaat ’t steil naar beneden, langs een bron: meteen is er  veel fris groen en vogels: schitterend, zo midden in dit verder dorre landschap.

We steken enkele bergruggen over en zijn al slingerend uiteindelijk tweeduizend meter gedaald. Hoe lager we telkens komen in een dal hoe groener het wordt: palmen, bananen, papaja’s en vele andere soorten loofbomen.

We rijden door de Wadi Sara. ’t Is hier groen maar er staat eerst geen water zoals wel verwacht was. Er is veel landbouw langs zo’n wadi, vooral als die toch wel lang water voert. Nu we van de openbare weg af zijn ( wat is hier trouwens openbare weg: iedereen rijdt door de wadi) willen de chauffeurs het stuur wel afstaan aan Jane en Dolf. Na een uurtje dan toch: water! Yvette en ik gaan boven op de auto; het uitzicht  is dan magnifiek en je zit lekker in de wind. Je hebt dan een mooie kijk op de velden, je ziet wat meer van de vogels die er zijn, wat watervogels, b.v. een hamerkop blijft stoïcijns vlak bij de auto in het water zoeken naar wat eetbaars.

Na een paar uur rijden vinden we een plekje om te kamperen. Maar nu, oh ramp, er zijn geen vier maar slechts drie tenten, geen kopjes, geen gas in de gastankjes en nog zo wat meer!  ’t Schijnt dat de agent hier in Jemen én ’t kantoor in Amsterdam niet erg volledig zijn geweest met ’t samenstellen van het kampeerpakket!

Maar halve plastic flessen zijn ook kopjes, ’n houtvuur is ook ’n goede warmtebron en slapen op en in de auto kan ook! We redden ons prima met wat inventiviteit!

We genieten van de heldere sterrenhemel en na eten en afwassen schieten we de tent in. Er zijn enorm veel geluiden: krekels, nachtvogels, kikkers, mensen ook overal, de muezzin ook hier!

 

 

 

Door wadi Sara
 

Woensdag 10 feb. 1999.

De tenten zijn erg nat van de dauw maar na het ontbijt vouwen we ze toch maar op want we willen op pad. ’s Avonds op ’t dak van de funduq kunnen ze wel te drogen hangen. Een wandeling door de wadi, langs het water, soms springend erover, soms even erdoor. ’n Mooie tocht is ‘t, langs de velden banaan, maïs, graan, veel bamboe en tussen de groene houtwallen op de oevers door, ook hier achtervolgd door kinderen roepend om “pen” of “kalhem” (is ook pen) en “where are you from”.

Na twee uur komen de Toyota’s ons weer achterop. Ik ga er weer bovenop voor ’t uitzicht. Na ’n paar kilometer houdt het meeste groen op, ’t wordt ruiger, de kloof smaller; je kunt aan de oever in de struiken zien dat het water wel drie, vier meter hoog, met donderend geweld door de kloof is geraasd. Wat een verschil met nu! Dan is ’t water ineens helemaal weggezakt en komt een kilometer verder langzaam weer aan de oppervlakte terwijl bij ons eindpunt, een brug over een hoofdweg, het een tamelijk snelle stroom is van wel veertig meter breed waar mensen tot hun middel in staan te baden of de was te doen.

 

 

Uit de vochtige warmte van zo’n 30o C stijgen we ‘n tweeduizend meter waar ‘t 23o C is. Eerst nu naar bergdorpje: Hajjarah, mooi gelegen op een richel waar de huizen strategisch een vestingmuur vormen.

Groots en woest oogt dit Harazgebergte! Ik ben er zeer van onder de indruk geraakt in deze dagen dat we het doorkruisen.

We rijden naar ’t dorp Manakha waar we in een funduq neerstrijken met douche, wat wel weer eens bijzonder op prijs wordt gesteld!

’s Avonds heb ik ’t Jemenitische domino mogen leren, een spel dat hier overal door de mannen gespeeld wordt. Vooral de puntentelling is wat ingewikkeld.

 

Jane kan er niet van slapen, niet van de domino, en niet van de drukke Ghanim, één van onze chauffeurs. Hij is het die me de bijnaam geeft “bedouien”  vanwege de Palestijnse hoofddoek die ik constant op heb op z’n Jemenitisch!

Donderdag 11 feb. 1999.

In de funduq is een Nederlandse jonge vrouw aangekomen waar ik mee in gesprek raak. Ze is hier om een instituut voor invalide kinderen te bezoeken in Sanaa en knoopt daar een reisje bij aan. Ze heeft een bijzondere band met  Jemen vanwege een rechtstreekse voorouder van haar die in de VOC participeerde: in 1616 was Pieter van den Broeke de stichter van een koffiehandelshuis in Al Mokha (mokka), een havenstadje aan de Rode Zee met inderdaad nu nog de ruïnes van de oude koloniale huizen zoals we over een paar dagen zullen zien.

Met een klein groepje gaan we in de namiddag bij een familie op bezoek. We komen bij een gezin bestaande uit vader, moeder en zeven kinderen. Pa is arbeidsongeschikt geraakt door een ongeluk bij de post en ontvangt daar een kleine uitkering voor. Ze wonen in een van de oudste huizen van Manakha: volgens henzelf kan het wel zevenhonderd jaar oud zijn; wij houden ’t op vier- á vijfhonderd, nog genoeg! Het bestaat traditioneel uit vijf verdiepingen, gebouwd van leem. Hier in de bergen zijn ook veel huizen opgetrokken uit natuursteen.

Wij bevinden ons op de derde verdieping, de eigenlijke woonverdieping met keuken en woonkamer, waar we ons neer mogen vlijen op de kussens langs de wanden. We worden getrakteerd op thee met zoet gebak terwijl steeds meer familieleden binnenkomen: vader zit er al met een waterpijp én qatkauwend, één zoon vergezelt hem daarbij met een voorraad qat in z’n wangzak zo groot als een tennisbal!

Dan begint de vrouw des huizes met dat waarvoor we gekomen zijn: de henna-sessie. Volgens de adat zouden de mannen hier niet bij mogen zijn, maar daar wordt gelukkig niet zo zwaar aan getild. Onze drie vrouwen worden versierd met armbanden, fraaie krullen op benen, hals en natuurlijk handen.

Van het jongste dochtertje worden ook de handjes mooi gemaakt en ze loopt daarmee zo trots als een pauw door de kamer te pronken!

 

 

 

   
 

  Een gezin in Manakha

 

 

Verder naar: Jemen 2 
Terug naar:  Index Reisbelevenissen