Nieuwe pagina 1

Jemen dl. 2.

Vrijdag 12 feb. 1999.  

Om kwart voor zeven al dalen af door een wadi in prachtige kloven tot we uiteindelijk in ’t vlakke  land van de Tihama belanden, de kuststreek langs de Rode Zee. Met ’t dalen wordt ’t ook behoorlijk warmer: de Tihama kan dan ook bloedheet zijn!

 

Tihama 

 

’t Is in Bayt al Faqih nog vroeg als we aankomen om de grote suq te bezoeken en dus nog niet te heet. Er zijn weer mooie straatjes met alleen gouden sieraden of alleen stofjes. Achteraan is de veemarkt met een groot abattoir waar ook weer elke slager blijkbaar z’n zaakje drijft. ’t Zijn er ditmaal tientallen, alles loopt door elkaar, van keuring is niets te zien, naar onze maatstaven onhygiënisch maar bij ons wordt ook niet zo direct voor de consument geslacht.

 

’t Wordt steeds warmer als we door gaan naar Zabid, de oude universiteitsstad (819 n. Chr.). We bekijken de citadel, gebouwd door de Turken, het museum daarin, met de geschiedenis van Zabid en de citadel.

Weer verder, weer warmer, stofstormen soms over de weg.

 

  

't Eerste deel Tihama is een vruchtbaar gebied, profiterend van het water uit de bergen dat als grondwater  aanwezig is: je ziet er zelfs katoencultures. Verder naar de kust wordt het steeds droger, savanne/woestijn, en heet! Als we deze strook van dertig kilometer door zijn zien we de Rode Zee en arriveren we in Al Khokha, in het strandcentrum. We krijgen een paar huisjes, zó vlak aan de zee dat bij vloed het water tegen de muren klotst!

Gelukkig wat koeler hier en heerlijk voor ’n duik in zee, zelfs voor mij en dat wil wat zeggen! ’t Is inderdaad heerlijk lauwwarm water!!  

 

Ik maak nog een wandeling langs ’t strand. Het dorp Khokha ligt aan een soort baai waardoor de zware golven niet hier aan ’t strand komen maar door de kijker is goed te zien dat ’t verder achter de landtong goed stormt! In de baai zijn veel vogels, meeuwen, zeezwaluwen, strandlopers, wulpachtige vogels met een langere snavel en een vijfentwintigtal flamingo’s.

Vissersboten (al dan niet als wrak) liggen her en der in zee of op ’t strand. De vis wordt net aan wal gebracht: tonijn, haaien en roggen (wat ik ken). Van de haaien worden meteen vinnen en staart afgesneden, als zijnde de delicatessen voor in de soep!

 

Zaterdag 13 feb. 1999.

‘s Ochtends vraagt een schipper ons eerst nog voor een boottochtje op zee langs de zandbank waar veel vogels op zitten, langs de typische vissersboten van de Rode Zee.

Dan rijden we op langs de kust naar ’t zuiden, gedeeltelijk over ’t strand en deels door de savanne. Daar bezoeken we een heel typisch dorp van de Tihama: Afrikaanse hutten: rond, strodak, verder een omheining van takken. Deze mensen zijn nakomelingen van Afrikaanse immigranten (slaven) en duidelijk is wel dat het woord "integreren" hier niet bekend is. Ze hebben hun eigen cultuur bewaard en, hoewel ook islamitisch, gaan bijvoorbeeld de vrouwen ongesluierd, met blote armen en korter gejurkt.

In Al Mokha is een heel goed visrestaurant waar men, gelukkig voor mij, ook schaap heeft en ook dat is goed! Er staat een forse bries en we zien dan ook zand overal door de straten stuiven, je voelt ’t schuren langs ’t blote vel! Zelfs in ’t eethuis dwarrelt ’t op de tafel: op de net neergelegde kranten (tafelkleed, bord en servet ineen) vormt zich al een zweem stofzand! Zelfs m’n kijker, die ik niet gesloten had, zit onder: ’s avonds wordt hij gedemonteerd en uitgestoft! 

 

Al Mokha is een zeer ruïneus stadje met veel herinneringen aan de tijd dat hier veel handelshuizen waren van zowel Engelsen, Hollanders als Portugezen. Het was de tijd dat hier veel koffie vandaan kwam: met Ethiopië was Jemen dé koffieproducent van de wereld! Toen de Hollanders het echter raadzaam achtten in Indië koffie aan te planten was ’t hier gauw gebeurd met de welvaart. Hier moeten ook ergens de fundamenten liggen van ’t huis dat Pieter van der Broeke hier heeft gebouwd voor de VOC-factorij.

 

 

Suq al Dabab

 

 

 

Zondag 14 feb. 1999.

In Suq al Dabab is een aardige zondagsmarkt op een halfuurtje rijden van Taïz. Het ligt op een fraaie plek in ’n wadi waar nog ’n smal stroompje over is. Hier staat men met groente en fruit, kruiden, plaatselijk bekende kaas, wierook, mirre stofjes, enz. Verderop staat ook allerlei vee, nu ook een twintigtal kamelen!

Hier op de markt zien we vrouwen uit buurtdorpen waar de vrouw volgens zeggen de baas is en ongesluierd door ’t leven gaat; ook bij ’t aanprijzen van hun waar laten ze goed van zich laten horen! 

Er komen hier vrouwen uit dorpen waar iets bijzonders is gebeurd: de mannen waren voor een groot deel weg getrokken naar Saoedi-Arabië voor ’t grote geld en lieten de vrouwen achter met het al landwerk. Deze lieten dat niet op zich zitten, zijn er hard tegenaan gegaan en kregen ’t ook zonder mannen voor elkaar. ’t Ging nog verder: ze gooiden ook de sluier af, kleden zich kleuriger en kleurden hun gezichten op met wat oker!

In het vroegere Noord-Jemen gaan de vrouwen zwaar en meest zwart gesluierd; in ’t zuiden, dat een tijd communistisch is geweest, is de sluier toen afgeschaft en ook niet weergekeerd.

 

Maandag, 15 feb. 1999.

Als we Taïz uitrijden zien we dat ’t inderdaad een booming city is. Buiten de stad staan inderdaad een behoorlijk aantal moderne fabrieken. Mij vallen natuurlijk ook de pluimveebedrijven op met soms tien á twaalf stallen. Waarschijnlijk volledig geautomatiseerd aan de voedersilo’s te zien.

 

Janad, Jibla, enz. 

 

We gaan eerst naar Yafris voor een prachtige moskee. Hoewel we niet in de eigenlijke moskee mogen is het binnenplein en buitenom een bezoek meer dan waard. ’t Eerst wat we op ‘t plein aantreffen zijn krijsende vrouwen die elkaar de vliegen proberen af te vangen bij ’t bedelen; ook in dat vak moet blijkbaar gevochten worden om ’n A-locatie!

Er is hier een aquaduct van drie kilometer dat de hammam direct voorziet van vers bronwater: belangrijk voor een reinigingsplaats. De toegang tot de moskee wordt gevormd door prachtig bewerkte en beschilderde deuren. Onder de arcaden op de binnenplaats is een koranschool gevestigd; op zeven verschillende plekken zitten de klasjes onder de gewelven op de grond. Het is er een kabaal van jewelste als ze hun versjes opzeggen of proberen aan de beurt te komen!

Verder maar weer: naar Janad. Hier is de oudste moskee van Jemen te vinden. De eerste moskee die hier stond is al gebouwd tijdens het leven van Mohammed en zijn opvolger, de huidige in deze vorm, stamt uit 1030. Op ’t middenplein staat ’n vierkante pilaar als zonnewijzer: wanneer de schaduwen van twee tegenoverliggende hoeken in elkaars verlengde vallen dan is ’t tijd voor ‘t middaggebed (twaalf uur zonnetijd).

Jibla is de oude stad van koningin Arwa (1067-1138); haar paleis staat er nog steeds als een ruïne. Ook is hier een klein museum gevestigd. Het is ’n woonhuis waarin de verschillende vertrekken zijn ingericht met thema’s als landbouw, artsenij (bloedzuigers en zo), wetenschap en handnijverheid.

 

 

De hoogvlakte op, het binnenland in

 

 

Dan naar Al Udayn, naar onze plek om te kamperen. Voor we daar zijn eten we in een restaurantje naast/van ’t baptistenziekenhuis van Jibla. ‘t Toeval(?) wil dat hier een zus van Ghanim is om te bevallen. We zijn er nog maar net, of, nog toevalliger, zien we de familie in de auto zitten met, let wel, de kersverse moeder met ’n van pijn verkrampt gezicht én de baby, nog helemaal paars! En dan te bedenken dat ze een ritje voor de boeg hebben van ’n anderhalf á twee uur over een bijzonder ongelijk, rotsachtig pad: onvoorstelbaar voor ons, wreed zelfs!

De kampeerplek ligt bovenop en tegen een berghelling op ’n akker. Het lijkt er knap onbewoond, maar na een minuut of vijf zien we de eerste nieuwsgierige kopjes al boven de rand verschijnen; zo blijven ze ons gadeslaan in al ons doen en laten tot ook zij moeten eten! Maar de volgende morgen zijn ze er al vroeg weer bij om maar niets te missen van ’t westerse spektakel!

 

 

 

 

Dinsdag 16 feb. 1999. 

Tenten opruimen na een niet al te geweldige nacht wat slapen betreft maar toch wel uitgerust. Eten en dan een wandeling onder leiding van ’n gids. Een tocht van twee uur door het hoogvlakte landschap met allerlei bomen en planten in dwergvorm: zo wordt de anders boomgrote euforbia hier maar een tiental centimeters hoog en ’t is toch echt dezelfde soort! Het klimaat is dan ook echt ruig: heel koude nachten, de winters ook koud, altijd veel wind en erg droog! Toch is hier ook landbouw. We zien o.a. een boer met twee koeien ploegen.

Daarna weer in de auto voor een rit van vijfeneenhalf uur. Eerst een stop in Rada, waar we tegen een monument aanlopen dat herinnert aan de Nederlanders die hier riolering en waterleiding hebben aangelegd.

Ook het eerste contact met bijenhouders is hier: bij een eetgelegenheid langs de weg probeert een imker raathoning aan de man te brengen.

Dan naar onze nachtstop, Al Bayda, waar het hotel direct al zonder stroom zit. Blijkbaar komt dit vaker voor want met wat "deskundig" gepruts krijgen ze ’t weer aan de praat.

 

Vóóruit naar: Jemen dl. 3 

 

Terug naar: Jemen dl. 1 

 

Terug naar: Reisindex