Marokko dl. 2. |
|
|
Zondag
14 nov. Om zeven uur rijdt de bus weg. ’t Is koud en ’t regent maar het belooft beter te worden want we gaan naar het zuiden door het Atlasgebergte wat fungeert als ’n zogenaamde “klimaatbreker”.
Dan ineens dalen we snel af en rijden binnen een kwartier door de woestijn, niet te geloven! Nog wel fris, maar toch!
Er zitten veel mineralen in de grond hier, er zijn veel mijnen (groeven) en ook langs de weg veel verkopers van allerlei gesteenten en fossielen.
|
Verder
gaat ’t door een prachtig landschap: grote woestijnvlaktes, dan weer
kloven met riviertjes en oases met vooral veel dadelpalmen. ’t Is
donker als we in Erfoud aankomen in ’n prachtig hotel met ’n
schitterende achthoekige ontvangsthal met fontein en zitjes rondom met
zachte, diepe kussens.
Hoewel ’t een lange reis was (11 uur) heb ik me geen moment verveeld en zéker niet geslapen door de grote afwisseling onderweg. ’n Schitterende tocht! |
|
|
Maandag
15 nov.
Erfoud is een oasedorp midden in de woestijn. Een eindje verder terug liggen echter nóg mooiere dorpen, nog karakteristieker voor de woestijn. We huren met vier mensen (Gladys, Ria, Theo en ik) fietsen en gaan naar Maadid, ’n vestingstadje, geheel ommuurd met verschillende fraaie poorten waaronder de Ouden zitten te praten en bedelaars aan hun kostje proberen te komen. In ’t stadje is vooral opvallend dat de straatjes zo smal zijn en meestal zelfs overwelfd doordat de huizen over de straat heen gebouwd zijn. Omdat ook alles nog eens van leem met stro is opgetrokken houdt het geheel de warmte goed buiten. De terugweg nemen de andere drie langs de grote weg maar ik wil het boerenachterland wel eens beter zien. Er wordt druk bevloeid: de dadelpalmen hebben veel water nodig. Ook op de akkers eronder is graan gezaaid. Voedergewassen (alfalfa) en enkele bananenbomen groeien er ook. ’t Is interessant om te zien wat ze in zo’n woestijn, als er maar water is, nog uit de grond kunnen halen. |
's Middags vertrekken we naar de zandduinen van Erg Chebbi want een zonsondergang op 'n zandduin, of 't nu in Nederland is of in de Sahara, doet 't altijd erg goed! | |
|
Dinsdag 16 nov. Afreis om half elf naar Tinerhir. We
bezoeken eerst nog een bedrijfje waar op industriële wijze marmer wordt
bewerkt. Een grote zaagmachine doet tien dagen over het verzagen van
’n groot blok marmer in platen. Deze platen worden weer verwerkt tot
allerlei attributen als tafelbladen, borden, asbakken enz. Opvallend is
de heel secure afwerking, de moderne machines én de (vaste) prijzen die
zeker niet hoger zijn dan die (na afdingen) bij de meeste handelaren. Ik
koop nog een paar mineraal eieren voor m’n verzameling. Dan door de oases van Tafilalet met al z’n dadelpalmen en verschillende dorpjes als vestingwerken. In de verte zien we ‘n zandstorm en ’n onweersbui die ons gelukkig bespaard blijven.
|
Dan weer door heel droge streken met ineens een put met daarbij ’n herder die z’n kamelen aan ’t drenken is, ’n zwaar en langdurig karwei!
|
|
In Tinerhir gaat ’t de kloof in van de Todra en ons hotel staat onderin in ’n heel smal stuk, ietwat op ’n verhoging, heel schilderachtig. Van hieruit zullen we morgen ’n paar wandelingen maken: terug naar Tinerhir ’s morgens vroeg, door de velden en ’s middags de andere kant op, dieper de kloof in. |
|
|
’t Is een eenvoudig hotel dit keer, zonder elke dag verschoning, met beperkte elektriciteit en slechts op gezette tijden warm water. Koud is ’t ook ’s nachts, er zit geen warmte in ’t hotel; het staat altijd in de schaduw van de rotswanden van de Todrakloof, het heeft in z’n bestaan nog nooit de zon gezien. De volgende morgen zagen we dat ’t zelfs gevroren had! |
|
Woensdag
17 nov. Zeven uur gaat de wekker. Zou er al een warme douche zijn? Welzeker en wel zo bloedheet dat je op moet passen je niet te verbranden, maar wel bijzonder lekker na zo’n koude nacht. Om kwart over acht gaan we met de gids op pad voor de wandeling naar Tinerhir, zo’n vijftien kilometer. Eerst een eindje over de weg maar dan gaan we door de akkers van de oase met daarin ook de dadelpalmen. We zien de rijp van de nachtvorst nog op de alfalfa zitten! Ik geniet van de omgeving, de dadels, de boeren op het land en in de boomgaarden, olijven oogsten en het fraaie uitzicht.
Ineens komt er een kudde geiten en schapen naar beneden de berg af, geheel onduidelijk waarvandaan, om te drinken in ’t riviertje. Een herderinnetje loopt erbij te fluiten en met stenen te gooien om de kudde bij elkaar te houden. Vlakbij ’t nauwste deel van de kloof zit een man op ’n luit te spelen en begint ook te zingen. Met de weerklank tussen de bergen is ’t een adembenemend optreden, ’n echt artiest! Het is ’n korte avond, vroeg naar bed want om zeven uur vertrekken we. Waarschijnlijk is er vóór zeven uur geen elektriciteit dus de kaarsjes moeten weer paraat zijn en nu heeft Miran een probleem: Miran: “Ed, als ik jou om zes uur roep wil jij dan mijn kaarsje aandoen zodat ik mijn contactlenzen in kan doen?” Ed: “Dan leen je toch lucifers of ’n aansteker!” Miran: “Ik weet niet hoe ik ’n aansteker aan moet doen.” De rest: “Dan moet je dat leren.” Miran: “Ik vind dat Ed dat best voor mij kan doen.” Uiteindelijk gaat ze ’t toch proberen en bij de zoveelste poging lukt ‘t: “Maar ik krijg er wel ’n zere duim van en ik vind ’t gevaarlijk!” Tenslotte verdwijnt ze toch mét aansteker richting slaapkamer. Ook de rest volgt al spoedig. ’t Wordt een onrustige nacht, bijna iedereen heeft ’t koud, ’t is gehorig en ik heb ’t dan wel niet koud maar van lawaai verderop en ook van m'n kamergenoot die bar slecht slaapt, ’t blijkbaar koud heeft, de andere deken eerst niet kan vinden en dan weer kwijt raakt, zucht, steunt, draait en woelt: dat is nu niet direct rust!
|
|
|
Donderdag 18 nov. Om kwart over vijf al gebonk op de deuren van weliswaar een andere groep maar iedereen is gelijk wakker. Om zes uur nog geen stroom en warm water. Kaars aan en met behulp van zaklamp wassen en pakken en daarná is er stroom en warm water! Bij ’t ontbijt hoor ik Miran tegen Ed: “Om tien over half zes ja, je deed dus net of je niks hoorde, maar je hóórde ’t wel dat ik klopte!” Ed: “Ja, maar ik had er géén zin in.” Miran: “Dat vind ik héél gemeen; je kon me best helpen, want ik kon de aansteker niet aankrijgen!” De rest: gedempt gebrul van ’t lachen! |
|
|
Dan op reis. Weer heel koud eerst. Witberijpte velden en koude wind. Wel prachtige uitzichten over de akkers in de dalen met dadelpalmen waar de nevel overheen hangt. Overdag is ’t in de zon warm tot heel warm maar in de schaduw echt fris. We komen langs vele kashba’s en door oases. We rijden over de Djebel Saghro, een bergwoestijn van gruis met diepe kloven en nog eens gruis. Veelal zien we op de achtergrond de besneeuwde toppen van het Atlasgebergte. Wanneer we weer afdalen komen we in “het dal van de duizend kashbah’s”. ’n Kashba is een versterkte woontoren of vesting van meer woningen van leem. Veel dorpen zijn ook omgeven door ’n lemen muur met torens. ’n Machtig gezicht is ’t en erg uitnodigend om foto’s te maken. Ok is dit dal van de Dra één langgerekte oase waarin heel veel dadels groeien. Het stadje Zagora ligt bijna aan ’t eind ervan en hier begint dus de Sahara. Ons hotel ligt er en echt een rustplaats. Overdag is ’t hier héél warm (nu, in de avond, nog tot zeker 30º) maar ’s nachts koelt ’t sterk af zoals woestijnen eigen is.
|
|
Vrijdag 19 nov. Vandaag worden er verschillende mogelijkheden geboden en geheel vrijblijvend. Ik besluit mee te gaan naar Tamegroute, een dorp dertien kilometer verderop, een pelgrimsoord van ’n islamitische broederschap. Deze heeft hier een zaouïa (religieuze opleiding) waarbij ’n bibliotheek is met ‘n 4000 geschreven werken waaronder vele met prachtige kalligrafieën. De meeste zijn natuurlijk een uitleg van de koran maar ook woordenboeken en mathematische lectuur is erbij.De broederschap heeft van oudsher de sociale plicht op zich genomen om ontheemde zieken op te vangen. Op de binnenplaats voor de moskee zien we een behoorlijk aantal zieken, meest mensen zonder familie die in geestelijke nood verkeren. Op ’n deur van de moskee zitten een aantal ringen (deurkloppers) waarmee wordt geklopt door deze patiënten als onderdeel van hun gebed of vraag om hulp. Ze vertrouwen namelijk onvoorwaardelijk op wonderbaarlijke genezing op voorspraak van de stichter van de broederschap en de koranschool, Sidi Mohammed Abdallah ben Nasser, die achter de deur in de grafmoskee rust. Máár: baat 't niet, het schaadt ook niet: op verschillende plaatsen zie ik kruidenvrouwtjes met kruiden en anderen artikelen om ziektes maar vooral de boze geesten te verjagen! Ze blijven hier soms wel drie á vier maanden. Er is niet direct sprake van hulp, alleen van opvang met eten en ’n slaapplaats op de binnenplaats onder de omgang.Buiten het dorp is wat potterij te zien van specifieke locale snit: felle kleuren, vooral groen (mangaan) en traditioneel beschilderd met ’n silhouet van ’n hand of één oog. De afwerking is maar matig: aangebakken stukjes en veel beschadigingen, maar het oogt wel bijzonder. Sedert enkele eeuwen leven hier ’n twintigtal families van.
|
Vooruit
naar:
Marokko
dl. 3
Terug naar: Marokko dl. 1 Terug naar: Inhoud Reisbelevenissen
|